De Juglans Nigra is een walnotenboom met een donkere schors, die inheems is aan de oostkust van Noord Amerika. De Juglans Nigra groeit in bossen en kan een hoogte bereiken van wel 25 meter! De kroonbreedte kan ook een breedte krijgen van 20 meter. De Juglans Nigra is dus een flinke boom. Als de boom jong is, groeit hij hard, maar naarmate hij ouder wordt, gaat het steeds langzamer. De Boom wordt ongveer 250 jaar, dat is jonger dan de Juglans Regia die de leeftijd van wel 400 jaar kan bereiken! De Juglans Nigra houdt niet van schaduw. De beste plek voor deze reus is een open plekje waar de grond lekker vochtig en voedingrijk is.
De Juglans Nigra geeft een iets andere walnoot dan de bekende Juglans Regia Walnoot. De walnoot van de Juglans Nigra wordt ook wel “Zwarte Walnoot” genoemd. Deze walnoot heeft een hele harde schaal, en is dus moeilijk te kraken.
Bladeren en bloemen van de Juglans Nigra
De Juglans Nigra heeft geveerde bladeren van wel 60 cm lang. Ze hebben een mooie donkergroene kleur. De blaadjes zijn lancetvormig en de randen van het blad zijn getand. De boom heeft mannelijke en vrouwelijke bloemen, maar groeien meestal niet te gelijkertijd. De mannelijke bloemen, de katjes, hangen als trosjes bij elkaar. Ze zijn harig en groenachtig geel. De vrouwelijke bloemen zijn eigenlijk geen bloemen, maar hangen als onopvallende spijkers bij elkaar geclusterd.
Allelopathie Juglans Nigra
De Juglans Nigra maakt bepaalde groeiremmende stoffen aan waardoor de ontwikkeling van andere planten wordt tegen gegaan. Dit proces heet ‘allelopathie’. Op deze manier zorgt de walnotenboom ervoor dat er geen andere planten in de buurt komen die waardevolle voedingstoffen uit de grond weghalen. De planten die vooral gevoelig zijn voor deze groeiremmende stoffen zijn tomaten en coniferen.
Juglans Nigra en de Indianen
Voor de Indianen was de Juglans Nigra een belangrijke boom, de walnoten waren een goede voeding en andere stukken van de boom werd gebruikt als geneesmiddel. Ze kauwden op stukken walnotenboomschors om tandproblemen te genezen. Van de bolsters werd poeder gemaakt en dit werd gebruikt als antiparasieten middel. Van de bolsters kon ook een papje gemaakt worden, dit werd dan gebruikt tegen ringworm. Het binnenste gedeelte van de boomschors kon gebruikt worden als laxeermiddel.